Formularium Ouderenzorg
Gegeneraliseerde angststoornis
Literatuur geraadpleegd tot: 01/12/2022
- Een gegeneraliseerde angststoornis wordt in eerste instantie niet-medicamenteus behandeld (cognitieve gedragstherapie).
- Een stapsgewijze benadering wordt voorgesteld gaande van een zelfhulphandleiding tot intensieve psychologische interventies.
- (Genees)middelen die angstinducerende effecten hebben zoals caffeïnehoudende producten, anticholinergica, corticosteroïden, antihistaminica, stimulerende medicatie, sympathicomimetica en dopaminerge medicatie, worden bij ouderen zo mogelijk verminderd in dosis of gestopt.
- Medicatie ter behandeling van de angststoornis heeft enkel een plaats bij ernstig lijden en disfunctioneren van de patiënt of wanneer de niet-medicamenteuze aanpak faalt.
- Als medicamenteuze therapie komen SSRI’s (met name sertraline) in aanmerking. Binnen de SSRI’s gaat de voorkeur uit naar sertraline gezien het gunstige bijwerkingenprofiel. Sertraline heeft weinig medicamenteuze interacties, geen elektrocardiografische veranderingen en minder risico op symptomen bij het stoppen van de medicatie.
- Sertraline geeft een verhoogd bloedingsrisico indien gelijktijdig ingenomen met co-anticoagulantia, corticosteroïden, NSAID’s en/of antiaggregantia; In deze gevallen kan maagbescherming (PPI) opgestart worden. Er dient een afweging gemaakt te worden tussen het risico op bloeding, het beoogde effect op de angst en de neveneffecten van een PPI.
- Bij contra-indicatie voor sertraline selecteren we geen andere molecule voor de behandeling van gegeneralisserde angst, omdat er op wetenschappelijke grond geen eenduidig alternatief naar voren geschoven kan worden. Rekening houdend met de patiëntkarakteristieken wordt dan een ander antidepressivum opgestart.
- Benzodiazepines worden niet aangeraden gezien de ongewenste effecten en het snel optreden van afhankelijkheid (reeds na 1 à 2 weken). Benzodiazepines met intermediaire werkingsduur zoals lorazepam zijn enkel te overwegen bij acute situaties en voor een beperkte duur.
- Bij langdurige benzodiazepinegebruik wordt aangeraden de dosis geleidelijk af te bouwen.
- SNRI’s, anti-epileptica, tricyclische antidepressiva en beta-blokkers hebben geen plaats in de behandeling van gegenaliseerde angststoornis bij ouderen.
Belangrijkste wijzigingen
- Sertraline wordt geadviseerd wanneer een medicamenteuze behandeling van de angststoornis aangewezen is. Dit wordt verkozen boven benzodiazepines. Benzodiazepines zijn slechts aangewezen in acute gevallen en beperkt in de tijd (zie Transparantiefiche) .
- Sertraline geeft een verhoogd bloedingsrisico indien gelijktijdig ingenomen met co-anticoagulantia, corticosteroïden, NSAID’s en/of antiaggregantia; In deze gevallen kan maagbescherming (PPI) opgestart worden. Er dient een afweging gemaakt te worden tussen het risico op bloeding, het beoogde effect op de angst en de neveneffecten van een PPI
$ $ . - Bij contra-indicatie voor sertraline selecteren we geen andere molecule voor de behandeling van gegeneraliseerde angst, omdat er op wetenschappelijke grond geen eenduidig alternatief naar voor geschoven kan worden. Rekening houdend met de patiëntkarakteristieken wordt dan een ander antidepressivum opgestart .
- Imipramine wordt aldus niet meer aanbevolen voor de behandeling van een gegeneraliseerde angststoornis gezien de anticholinerge ongewenste effecten van tricyclische antidepressiva.
- (Genees)middelen die angstinducerende effecten hebben zoals caffeïnehoudende producten, anticholinergica, corticosteroïden, antihistaminica, stimulerende medicatie, sympathicomimetica en dopaminerge medicatie, worden bij ouderen zo mogelijk verminderd in dosis of gestopt
$ .
Introductie
De studies die gebruikt worden in het formularium maken meestal gebruik van de DSM classificatie (DSM III, DSM IV, DSM IV TR).
In 2013 is de DSM 5 verschenen. De 12 angststoornissen die in de DSM-IV werden onderscheiden, zijn in de DSM 5 uitgebreid tot 27 stoornissen die ondergebracht zijn in drie hoofdstukken:
- Angststoornissen: in dit hoofdstuk worden de bekende angststoornissen ondergebracht, zoals de paniekstoornis, agorafobie, specifieke fobie, sociale angststoornis en de gegeneraliseerde angststoornis.
- Obsessieve-compulsieve en gerelateerde stoornissen.
- Trauma- en stressgerelateerde stoornissen.
Behandelingsprincipe
De behandeling van gegeneraliseerde angststoornissen gaat uit van een stapsgewijze benadering
- Men start met educatie en actieve monitoring.
- Als volgende stap kan zelfhulpmateriaal, begeleide zelfhulp of educatie in groep gebruikt worden.
- Als deze niet succesvol zijn, gaat men over tot intensievere psychologische interventies als cognitieve gedragstherapie of indien de patiënt het wenst, medicatie.
Epidemiologie
Van de verschillende types angststoornissen komt de gegeneraliseerde angststoornis bij ouderen het meest voor zodat deze vorm van angststoornis hier verder behandeld wordt
Er bestaan weinig studies over de prevalentie van angststoornissen bij ouderen. Een studie uitgevoerd in Nederlandse rusthuizen vermeldt een frequentie van 5,7%
Diagnostiek
De diagnostiek blijft problematisch, onder meer vanwege de deels overeenkomstige symptomen met andere psychische stoornissen (o.a. depressie)
De enige vragenlijst die volgens Lucassen et al. zinvol gebruikt kan worden bij psychische problemen in de huisartsenpraktijk is de Vierdimensionale Klachtenlijst/4 DKL die onderscheid maakt tussen distress, depressie, angst en somatisatie en aldus richting geeft aan het vervolgbeleid
Classificatiecriteria gegeneraliseerde angststoornis volgens de DSM-5
- Buitensporige angst en bezorgdheid die gedurende minstens zes maanden vaker wel dan niet aanwezig zijn en betrekking hebben op bepaalde gebeurtenissen of activiteiten.
- De betrokkene vindt het moeilijk om de bezorgdheid onder controle te houden.
- De angst en bezorgdheid gaan gepaard met drie (of meer) van de volgende zes symptomen (waarbij minstens enkele symptomen de afgelopen zes maanden op meer dagen wel dan niet aanwezig zijn geweest):
- rusteloosheid of een gespannen gevoel
- snel vermoeid raken
- concentratieproblemen
- prikkelbaarheid
- spierspanning
- een slaapstoornis (moeite met in- of doorslapen, of een onrustige slaap met het gevoel niet uitgerust te zijn)
- De angst, de bezorgdheid of de lichamelijke klachten veroorzaken klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren of het functioneren op andere belangrijke gebieden.
- De stoornis kan niet worden toegeschreven aan de effecten van een middel (bv. een geneesmiddel) of een somatische aandoening.
- De stoornis kan niet worden verklaard door een andere psychische stoornis.
Behandeling
Geselecteerd
Niet-medicamenteus
Cognitieve gedragstherapie en relaxatietherapie
Werkzaamheid
- Bij gegeneraliseerde angststoornissen is cognitieve gedragstherapie doeltreffend gebleken op basis van verschillende literatuuroverzichten en richtlijnen
$ . In deze overzichten werden cognitieve therapie, gedragstherapie, relaxatie, blootstellingstherapie en angstmanagement onder de noemer cognitieve gedragstherapie geplaatst. - Cognitieve gedragstherapie is bij ouderen werkzaam
$ $ maar minder dan op jongere leeftijd$ . - Van cognitieve therapie is ook op lange termijn (1 jaar) het effect aangetoond
$ . - Er was geen significant verschil tussen cognitieve gedragstherapie en medicamenteuze behandeling, voornamelijk benzodiazepines
$ $ . - Collaborative stepped care is significant effectiever dan gebruikelijke zorg bij angststoornissen
$ . Deze methode bestaat uit het stapsgewijs toepassen van :- Stap 1 : begeleide zelfhulp door een praktijkondersteuner geestelijke gezondheidszorg (in de Belgische setting : eerstelijnspsycholoog)
- Stap 2 : zes sessies cognitieve gedragstherapie
- Stap 3 : antidepressiva voorgeschreven door de huisarts
Gebruiksgemak, prijs en praktische modaliteiten
Vaak zal de huisarts moeten doorverwijzen naar een gespecialiseerde psycholoog of psychotherapeut, tenzij hij hierin zelf expertise heeft opgebouwd. Gezien het gebrek aan terugbetaling bij privé psychologen en wachtlijsten bij het CGG kan dit een drempel vormen. Lokale CGG's hebben soms outreach-projecten waarbij zij naar het WZC toe komen.
Alternatieven zijn :
- Een behandeling met gebruik van zelfhulphandleidingen gebaseerd op cognitieve gedragstechnieken
$ . - Cognitieve therapie via internet-programma's met e-mailbegeleiding
$ . - Begeleiding via de telefoon
$ .
Medicamenteus
Basisbehandeling: SSRI's
Geselecteerde geneesmiddelen: sertraline
- De verschillende antidepressiva met bewezen werkzaamheid bij angststoornissen vertonen een gelijke effectiviteit, maar kunnen gepaard gaan met verschillende ongewenste effecten
$ . - Als medicamenteuze therapie komen SSRI’s (met name sertraline) in aanmerking. Binnen de SSRI’s gaat de voorkeur uit naar sertraline gezien het gunstige bijwerkingenprofiel. Sertraline heeft weinig medicamenteuze interacties, geen elektrocardiografische veranderingen en minder risico op symptomen bij het stoppen van de medicatie.
- Bij verhoogd bloedingsrisico door anticoagulantia, corticosteroïden, NSAID’s of anti-aggregantia kan maagbescherming (PPI) opgestart worden. Er dient een afweging gemaakt te worden tussen het risico op bloeding, het beoogde effect op de angst en de neveneffecten van een PPI
$ en$ . - Bij contra-indicatie voor sertraline omwille van hyponatriëmie selecteren we geen andere molecule. Afhankelijk van de patiëntkarakteristieken wordt een ander antidepressivum opgestart. Op wetenschappelijke grond kan echter geen eenduidig alternatief naar voor geschoven worden.
Volgende ongewenste effecten zijn beschreven bij behandeling met SSRI’s :
- Nausea, diarree, slaapproblemen, eetluststoornissen en geeuwen
$ . - Agitatie, acathisie tot agressief gedrag (ook in combinatie met alcohol), emotionele vervlakking
$ $ . - Hyponatriëmie
$ $ . - Gastro-intestinale bloedingen
$ $ $ $ $ . $$ . - Nachtelijk tandenknarsen
$ en gesloten hoek glaucoom$ . - Er werd geen verhoogd suïciderisico bij volwassenen bij het gebruik van SSRI’s vastgesteld
$ $ . - $
$ $ $ . - Interacties: er zijn mogelijke interacties met andere geneesmiddelen die eveneens via cytochroom P450 worden gemetaboliseerd
$ . - $
$ $ . - $
SSRI
SSRI’s versus andere medicatiegroepen:
-
SSRI’s werken pas na 2 tot 3 weken en veroorzaken in de studies meer uitval dan benzodiazepines, maar geven dan weer minder risico van afhankelijkheid. Dit maakt hen meer geschikt voor een langdurige behandeling. Een netwerk-analyse suggereert dat sertraline de eerste keuze behandeling zou zijn
$ $
Keuze tussen SSRI’s:
-
Een netwerk-meta-analyse suggereert dat fluoxetine en sertraline een voordeel zouden hebben ten opzicht van andere SSRI’s, maar harde conclusies zijn niet mogelijk omdat in deze netwerk-meta-analyse de vergelijkingen indirect zijn
$ . Sertraline is een eerste keuze o.a. bij NICE richtlijnen, dit is gebaseerd op kosteneffectiviteit$ . Fluoxetine heeft een zeer lange halfwaardetijd en is daarom bij ouderen te vermijden. -
Sertraline heeft weinig medicamenteuze interacties, geen elektrocardiografische veranderingen en minder risico op symptomen bij het stoppen van de medicatie
$ . Omwille van het gunstige bijwerkingenprofiel wordt sertraline geselecteerd. We wijzen er op dat het gaat over off-label gebruik.
In acute situatie en beperkt in de tijd: Benzodiazepines
Geselecteerde geneesmiddelen: lorazepam
Bij uitgesproken angst kan in een acute situatie kortstondig een benzodiazepine worden toegediend.
Werkzaamheid
- Benzodiazepines hebben een sneller anxiolytisch effect dan antidepressiva
$ . - Benzodiazepines hebben slechts beperkt effect op lange termijn
$ .
Veiligheid
Ouderen zijn in het algemeen gevoeliger voor de ongewenste effecten van benzodiazepines dan jong(ere) volwassenen
- Mobiliteit: Gebruik van benzodiazepines kan aanleiding geven tot een vermindering van de mobiliteit en ADL-activiteiten en mogelijk ook een verhoogd valrisico
$ $ $ . - Tolerantie: Kan optreden, zodat er een neiging kan ontstaan om de dosis progressief te verhogen
$ . - Afhankelijkheid: Alle hypnotica worden in verband gebracht met bepaalde vormen van fysieke of psychische afhankelijkheid en hebben een risico van misbruik. Afhankelijkheid kan zich manifesteren als:
- Chronisch gebruik.
- Niet-geslaagde pogingen tot verminderen of staken van het gebruik
$ . - Er bestaat een rebound effect
$ . - Andere dervingsverschijnselen bij staken van de behandeling. Onttrekkingsverschijnselen treden op bij ongeveer 30 tot 45% van de patiënten die benzodiazepines langdurig gebruiken in therapeutische dosis. Deze betreffen onder meer acute angstsymptomen, waarnemingsstoornissen, hallucinaties, depressieve symptomen en, hoewel zeldzaam, convulsies en delirium
$ $ .
- Accumulatie: Langwerkende benzodiazepines worden afgeraden bij ouderen, wegens het gevaar op accumulatie
$ . - Verminderde slaapkwaliteit: Benzodiazepines verminderen de REM-slaap
$ . - Cognitieve ongewenste effecten: Anterograde amnesie en paradoxale reacties zoals agitatie, verwardheid en agressie komen nogal eens voor bij ouderen
$ , in het bijzonder bij ouderen met organisch cerebrale stoornissen$ . - Mogelijk verhoogde mortaliteit: Uit een grote retrospectieve cohort studie (n=34.727) blijkt dat het gebruik van anxiolytica en hypnotica gepaard gaat met een verhoogde mortaliteit, alhoewel het oorzakelijk verband niet aangetoond kon worden
$ .
Benzodiazepines hebben bovendien mogelijk een negatief effect op niet-medicamenteuze interventies
Andere overwegingen
De auteurs van de NICE richtlijn raden aan om voor deze indicatie benzodiazepines niet langer dan 2 tot 4 weken te gebruiken
Keuze tussen benzodiazepines
Indien er gekozen wordt voor een kortstondige behandeling met benzodiazepines, gaat de voorkeur uit naar een molecule met intermediaire werkingsduur zonder actieve metabolieten. Bij kortwerkende benzodiazepines kunnen de onthoudingsverschijnselen immers frequenter optreden en heviger zijn
Geselecteerde geneesmiddelen
Herziening of afbouw medicatie
Bij langdurig benzodiazepinegebruik: Afbouw benzodiazepines
We raden aan een langdurige behandeling met benzodiazepines af te bouwen.
De eventuele angststoornis wordt eerst behandeld om de kansen op het succesvol afbouwen van benzodiazepines te verhogen
- Een Cochrane review
$ toont aan dat een geleidelijke afbouw te verkiezen is boven abrupt stoppen. - Overschakelen op benzodiazepines met een lange halfwaardetijd (diazepam) bij patiënten die slaapmiddelen gebruiken, levert geen voordelen oplevert ten opzichte van een geleidelijke afbouw van het gebruikte benzodiazepine
$ .- Benzodiazepines met een lange halfwaardetijd veroorzaken door cumulatie meer sufheid en slaperigheid overdag, met een verhoogd risico op vallen
$ . - Overschakelen op diazepam wordt alleen aangeraden bij patiënten die overdag benzodiazepines nemen met een korte halfwaardetijd
$ . - Na de overschakeling op de equivalente dosis diazepam moet de dosering geleidelijk worden afgebouwd à ratio van 10-20% per week
$ . (zie hiervoor de $).
- Benzodiazepines met een lange halfwaardetijd veroorzaken door cumulatie meer sufheid en slaperigheid overdag, met een verhoogd risico op vallen
- Cognitief-gedragstherapeutische technieken tijdens de afbouw, kunnen de kans op succes op korte termijn wel verhogen, maar of dit ook op lange termijn betere resultaten geeft, is niet duidelijk
$ . - Een stepped-care approach wordt aangeraden, gaande van minimale interventies (brief naar de patiënt, medicatie review), supervised gradual withdrawal tot specialistische interventies (psychotherapie, farmacotherapie)
$ .
Anxiogene medicatie
De herziening of het afbouwen van anxiogene medicatie is aangewezen. Anxiogene medicatie zijn anticholinergica, corticosteroïden, antihistaminica, stimulerende medicatie, sympathometica en dopaminerge medicatie. Koffie, thee of andere caffeïnehoudende producten dienen vermeden te worden Anxiety Disorders in Older Patients; Pary R, ..Prim Care Companion CNS Disord. 2019 Jan 31;21(1):18nr02335. doi: 10.4088/PCC.18nr02335. PMID: 30806999 en
Niet geselecteerd
Medicamenteus
SNRI's (duloxetine en venlafaxine)
De SNRI’s venlafaxine en duloxetine hebben een effect op angststoornissen maar zijn geen eerste keuze omwille van nevenwerkingen
Anti-epileptica
Het Geneesmiddelenbulletin besluit op basis van een meta-analyse dat pregabaline gering tot matig werkzamer is dan placebo. De vraag is of de scorevermindering van angst ten opzichte van placebo klinisch relevant is
Β-blokker
β-blokkers worden niet geselecteerd voor de behandeling van angststoornissen omwille van gebrek aan bewijs van werkzaamheid
TCA
TCA's hebben een effect op angststoornissen maar zijn geen eerste keuze omwille van nevenwerkingen.
- Anticholinerge ongewenste effecten: komen frequent voor, bijvoorbeeld monddroogte, obstipatie, urineretentie, gezichtsstoornissen en verwardheid tot delirium
$ $ . - Orthostatische hypotensie en duizeligheid: zijn een gevolg van de anti-noradrenerge werking. Dit kan leiden tot vallen en andere ongelukken
$ . - Cardiovasculaire ongewenste effecten: hypotensie, tachycardie, ritmestoornissen… worden veroorzaakt door een kinidine-achtige werking. Bij overdosering (bv. bij suïcidepogingen) kan deze beïnvloeding aritmieën veroorzaken en levensbedreigend zijn
$ . - Slaperigheid en sufheid: zijn een gevolg van de anti-histaminerge werking. Dit komt voornamelijk voor bij amitriptyline
$ . - Interacties: er zijn mogelijke interacties met andere geneesmiddelen die eveneens via cytochroom P450 worden gemetaboliseerd
$ .