Formularium Ouderenzorg
Rationeel gebruik van antibiotica bij ouderen
Literatuur geraadpleegd tot: 01/08/2021
- Een verantwoord antibioticabeleid in woon- en zorgcentra is van essentieel belang.
- Om resistentievorming te voorkomen, gaat de voorkeur uit naar een antibioticum met een zo smal mogelijk spectrum, rekening houdend met de vermoedelijke aard van de bacterie.
- In het kader van infecties bij ouderen zijn er twee factoren die bijdragen tot het ongepast voorschrijven van antibiotica bij deze populatie:
- Enerzijds maken de diagnostische onzekerheid, frequenter bij ouderen, en de vrees voor complicaties bij deze kwetsbaardere patiënten, dat er te veel antibiotica worden voorgeschreven.
- Anderzijds draagt dit overdreven voorschrijven bij tot een selectie van multiresistente kiemen in een zeer gevoelige/kwetsbare populatie, en hebben deze antibiotica bovendien een risico op bijwerkingen en geneesmiddeleninteracties, zeker bij patiënten die vaak al meerdere geneesmiddelen innemen.
- In de Belgische context verwijzen wij naar de BAPCOC-gids voor de selectie van antibiotica per aandoening.
- Algemene regels bij de keuze van een antibioticum :
- Amoxicilline (zonder clavulaanzuur) is, in correcte dosis, het antibioticum van eerste keuze bij respiratoire infecties.
- Chinolonen zijn nooit een eerstekeuzebehandeling. Zij hebben alleen een plaats bij de behandeling van bepaalde urogenitale infecties: pyelonefritis, prostatitis of orchi-epididymitis. Hun ongewenste effecten treden frequenter op bij ouderen.
- Bij gebruik van macroliden moet men rekening houden met een belangrijk risico op geneesmiddeleninteracties.
Achtergrondinformatie
Bij elke behandeling met antibiotica kunnen zich resistente stammen ontwikkelen, zowel bij commensale als bij pathogene bacteriën. Deze microbiële resistentie kan worden overgedragen tussen bacteriën onderling, maar ook tussen personen onderling, vooral bij een verzwakte of kwetsbare populatie zoals in de WZC’s.. De behandeling van (multi)resistente bacteriën wordt steeds moeilijker waardoor men gedwongen wordt een beroep te doen op antibiotica die complexer zijn in gebruik en/of meer ongewenste effecten hebben.
Specifieke kenmerken van infecties bij ouderen
- Het risico op infectie is groter, voor verschillende redenen: lagere immuniteit, co-morbiditeiten, leven in een gemeenschap.
- Verhoogd risico op lokale complicaties, endocarditis, bacteriëmie, enz.
- De diagnose kan vertraagd zijn: typische symptomen en tekenen kunnen ontbreken.
- De diagnose kan verkeerd zijn: sommige klinische verschijnselen (gelinkt aan het ouder worden) zijn soms ook atypische verschijnselen van infecties (verwardheid, vallen, anorexie). Hierdoor wordt soms ten onrechte een infectie gediagnosticeerd en stelt men onnodig antibiotica in. De diagnose moet altijd worden bevestigd en de ingestelde behandeling moet onmiddellijk worden stopgezet van zodra een infectie kan worden uitgesloten. Dit is vaak het geval bij urineweginfecties.
- In het kader van infecties bij ouderen hebben we te maken met een “dubbele beperking”:
- Meer potentieel ernstige infecties waardoor men de reflex krijgt om antibiotica voor te schrijven
$ , waarbij men bovendien vaak opteert voor breedspectrumantibiotica$ , zonder enig bewijs van een gunstig effect voor de patiënt. - Door te veel antibiotica voor te schrijven draagt men bij tot de selectie van multiresistente kiemen in een zeer gevoelige/kwetsbare populatie. Bovendien hebben deze antibiotica een risico op bijwerkingen en interacties met andere geneesmiddelen, zeker bij patiënten die vaak al meerdere geneesmiddelen innemen.
- Meer potentieel ernstige infecties waardoor men de reflex krijgt om antibiotica voor te schrijven
- Keuze van het antibioticum:
- Wanneer een antibioticum is aangewezen, is amoxicilline de eerste keuze bij de meerderheid van de meest voorkomende infecties (met uitzondering van urineweginfecties).
- Men dient rekening te houden met het feit dat ouderen vaker een verminderde nierfunctie hebben, en een verhoogd risico op geneesmiddeleninteracties doordat ze vaak meerdere geneesmiddelen innemen. Toch moet de dosis van het antibioticum voldoende zijn (MIC).
- Er is een hoger risico op antibioticaresistentie, zeker bij geïnstitutionaliseerde patiënten en/of patiënten met verblijfskatheters.
- Het risico op bijwerkingen en interacties met andere geneesmiddelen is groter bij ouderen.
Amoxicilline + clavulaanzuur en amoxicilline
- De pneumokok is de belangrijkste bacteriële verwekker van respiratoire bacteriële infecties buiten het ziekenhuis. De pneumokok kan soms aanleiding geven tot invasieve infecties zoals sepsis, pneumonie en meningitis. Wanneer bij een respiratoire infectie een behandeling met antibiotica geïndiceerd is, zal deze dus in de eerste plaats gericht zijn tegen de pneumokok. De meeste pneumokokken zijn nog steeds zeer gevoelig voor penicilline. De eventuele penicillineresistentie van de pneumokok is te wijten aan de wijziging van het doelwit van het antibioticum, namelijk de 'Penicillin-Binding Proteins' (PBP), en niet aan de productie van bèta-lactamase. Deze resistentie kan partieel ("intermediair") of volledig zijn. Het is zinloos om clavulaanzuur toe te voegen om een volledige resistentie te overwinnen. Het is wel belangrijk om amoxicilline voldoende hoog te doseren, omdat dit de werkzaamheid in geval van intermediaire pneumokokkenresistentie verhoogt.
- Opgelet bij $. Zie ook Repertoriium BCFI 11.1.1.1: Penicillines→Ongewenste effecten → Allergie aan penicilline.
Chinolonen
-
Chinolonen (meer specifiek: fluorochinolonen) zijn breedspectrumantibiotica waarvan het frequente gebruik verschillende problemen kan geven waaronder het optreden van resistentie. Omwille van de snelle resistentie-ontwikkeling en de soms sterk invaliderende ongewenste effecten, [zie Folia december 2018 en Folia november 2020] is het belangrijk het gebruik van chinolonen bij ouderen te beperken
$ . - Chinolonen zijn nooit een eerstekeuzebehandeling, behalve bij prostatitis of orchi-epididymitis, of in geval van pyelonefritis. Een chinolon is een alternatief in geval van penicilline-allergie bij een COPD-exacerbatie (indien IgE-gemedieerde allergie) en bij pneumonie (al dan niet IgE-gemedieerd). Een chinolon in combinatie met metronidazol wordt geselecteerd bij een gecompliceerde diverticulitis, die ondanks symptomatische behandeling niet verbeterd is. Om het ontstaan van resistentie tegen te gaan, is het van essentieel belang om het gebruik van chinolonen achter de hand te houden voor de behandeling van infecties die het echt vereisen.
- Moxifloxacine heeft in vergelijking met de andere chinolonen een betere activiteit tegen streptokokken (waaronder pneumokokken) en stafylokokken, maar het gebruik bij infecties door deze kiemen moet gezien de resistentieproblematiek en de risico’s worden beperkt. Daarom wordt het voorbehouden bij respiratoire infecties bij patiënten met een penicilline-allergie (COPD-exacerbatie (IgE-gemedieerd) en bij pneumonie (IgE en niet IgE-gemedieerd).
- Het ontstaan van Clostridiodes difficile stammen die resistent zijn voor chinolonen werd in de hand gewerkt door het algemeen gebruik van chinolonen in zorginstellingen en buiten het ziekenhuis
$ . Er is bij herhaling aangetoond dat chinolonen de kolonisatie door MRSA bevorderen$ Het gebruik van chinolonen kan gepaard gaan met neuropsychiatrische ongewenste effecten (psychose, paranoïa, delier, verwardheid, hallucinaties, convulsies, depressie, insomnie, ernstige hoofdpijn, perifere neuropathieën$ $ (deze komen frequenter voor bij ouderen). Het kan ook aanleiding geven tot tendinitis en peesrupturen of zelfs tot het frequenter ontstaan van aorta-aneurysma of -dissectie$ en retinaloslating$ . Persistente spier- en gewrichtsklachten (RSI, repetitive strain injury) werden gemeld$ . De chinolonen houden een cardiaal risico in (verlenging van het QT-interval) en een verhoogd risico op acute leverstoornissen$ $ .
Macroliden
-
Bij gebruik van oude en nieuwe macroliden (neomacroliden) ziet men een hoger risico op geneesmiddeleninteracties dan bij andere antibacteriële middelen (vooral met atorvastatine en simvastatine
$ ). Dit risico is frequenter met erythromycine en clarithromycine dan met azithromycine. - Bij gebruik van de macroliden azithromycine, clarithromycine en erythromycine werd een verhoogd risico op cardiovasculaire sterfte en ventriculaire tachyaritmieën gerapporteerd (waarschijnlijk door een verlenging van het QT-interval)
$ . Dit risico lijkt zich te beperken tot patiënten met een hartaandoening$ $ . - Voor clarithromycine is in de algemene volwassen populatie een cardiovasculair risico (myocardinfarct
$ , aritmie, cardiale sterfte) aangetoond, vooral vanaf 75 jaar en in geval van hypertensie of diabetes$ . Er is ook een risico op het optreden van neuropsychiatrische stoornissen$ .