Ga naar de inhoud
Let op: Om de gebruikerservaring op deze site te verbeteren gebruiken we cookies.
Menu
Login redactie

Formularium Ouderenzorg

Wijzigingen in medicatieschema

Literatuur geraadpleegd tot: 16/02/2021

Indien de toestand van de oudere dit toelaat, verdient het de voorkeur slechts één geneesmiddel tegelijkertijd toe te voegen, te stoppen of te veranderen. Vervolgens dient men een observatieperiode in te lassen vooraleer de behandeling verder aan te passen.

Elke verandering in het medicatieschema wordt best, in de mate van het mogelijke, overlegd met de patiënt en zijn familie. Overleg over de behandeling met de verzorgenden is eveneens cruciaal. Zij hebben een essentiële rol bij het informeren van de patiënt en kunnen ook nuttige informatie geven over de evolutie van de patiënt en het optreden van ongewenste effecten. De motivatie van de veranderingen en de medicatielijst moeten in het dossier van de patiënt vermeld worden. Deze communicatie is een integraal onderdeel van een optimaal voorschrijfbeleid.

Aandachtspunten bij het opstarten van een geneesmiddel

Starten met een lage dosis wordt aangeraden omwille van de veranderingen in farmacokinetiek en -dynamiek, de mogelijke interacties en het verhoogde iatrogene risico bij ouderen. Over het algemeen wordt gestart met een vierde tot de helft van de normale dosis aanbevolen voor volwassenen. Hierdoor kunnen ongewenste effecten vermeden worden.

Aandachtspunten bij het stopzetten van een geneesmiddel

  • vooraf nagaan of de betrokken persoon zijn/haar geneesmiddelen in werkelijkheid inneemt zoals voorgeschreven
  • indien mogelijk, slechts één geneesmiddel tegelijkertijd verminderen en stopzetten en dit naargelang de prioriteit van de problemen
  • het geneesmiddel gradueel en progressief verminderen (tenzij bij ernstige ongewenste effecten)
  • oog hebben voor het optreden van ontwenningsverschijnselen evenals voor heroptreden van het probleem, waarvoor de behandeling oorspronkelijk werd opgestart; bij mogelijke interactie van de stopgezette therapie met een ander geneesmiddel, kan het metabolisme van dit laatste veranderen en kan de aandoening, behandeld met dit tweede geneesmiddel, beïnvloed worden; het te bruusk stopzetten van sommige geneesmiddelen kan leiden tot ontwenningsverschijnselen of tot een plotse verslechtering van de algemene toestand: dit geldt in het bijzonder voor middelen tegen angor (β-blokkers in het bijzonder), antihypertensiva (clonidine en methyldopa in het bijzonder) en ook voor anticholinergica, anticonvulsiva (gabapentine in het bijzonder), antidepressiva, antiparkinsonmiddelen, antipsychotica, benzodiazepines, glucocorticoïden aan hoge doses, cholinesterase-inhibitoren