+ furosemide: verhoogde mortaliteit (onbekend mechanisme)
+ antihypertensiva en alfa-blokkers gebruikt bij prostaathypertrofie: verhoogd risico van orthostatische hypotensie
+ geneesmiddelen die het QT-interval verlengen (zie QT-verlenging en torsades de pointes), de hartfrequentie vertragen en hypokaliëmie veroorzaken (zie $): verhoogd risico van torsades de pointes
+ geneesmiddelen die de epileptogene drempel verlagen (zoals SSRI’s, tramadol, cholinesterase-inhibitoren): verhoogd risico op convulsies
+ geneesmiddelen die het centrale zenuwstelsel onderdrukken en alcohol: versterking van hun sedatief effect
+ levodopa en dopamine-agonisten: wederzijds antagonisme van de therapeutische effecten
+ inductoren of inhibitoren van CYP2D6 en CYP3A4 (zie Repertorium BCFI Inleiding 6.3: Interacties van geneesmiddelen): beïnvloeding van het therapeutisch effect van risperidon
+ SSRI's, gastroprokinetica of cholinesterase-inhibitoren: verhoogd risico van extrapiramidale symptomen.
Zie Repertorium BCFI 10.2.4